maandag 15 april 2002

Schouwburcht, 60 jaar na dato

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in Echo's van zes dorpen, April 2002, pp. 5-10

VOORLOPIG IS DE ILLUSTRATIE NOG VAN BEPERKTE KWALITEIT

Door Gerard van der Schouw.

Het was augustus in 't jaar 1939 en ik werd 11 jaar, toen de Nederlandse Regering een oproep deed tot mobilisatie van het leger en alle mannen van 18 t/m 35 jaar zich moesten melden bij hun onderdeel, waaronder mijn vader Jo van der Schouw en oom Lamert Wennekes, de schipper. Op dat moment waren beiden 35 jaar oud en ook zij moesten zich melden. Mijn vader werd gelegerd te 'Gemert' in de Peellinie en oom Lamert in 'Beneden-Leeuwen', het verlengstuk van de Grebbelinie. Met de weekenden kwamen zij thuis, behalve als ze wachtdienst hadden. Dan zag je Pa of Oom maar om de 14 dagen.
Grootmoeder van der Schouw werd in dat najaar ernstig ziek en toen het tegen de Kerstdagen van '39 liep, zag dokter Swaab het erg somber in. Toch sukkelde ze de strenge winter van '40 door. Het voorjaar kwam in zicht en de Paasdagen van 1940 vielen erg vroeg, 25 en 26 maart. Grootmoeder haalde deze dagen niet en stierf op vrijdag 16 maart, 69 jaar oud en werd op dinsdag de 19e begraven.
Tijdens die mobilisatie woonde tante Marie Wennekes - van der Schouw met haar 3 kinderen Arie, Annie en Cobie (van enkele maanden oud) in ons huis op de Achterdorpsstraat l en mijn broer, zus en ik bij mijn grootvader Gradus en tante Co van der Schouw op Achterdorpsstraat 3, aangezien de beide vaders in militaire dienst bivakkeerden. Eind april werden alle verloven van de militairen ingetrokken en kregen we dus alleen nog een geruststellende brief van Pa en Oom, daarna niets meer. Vrijdags de 10e mei 1940 hoorden we vliegtuigen en via de radio vernamen we dat op deze zo mooie zonnige lentedag 's morgens vroeg de Duitsers ons land waren binnen gevallen.
Wij, als kinderen, kregen de opdracht zo dicht mogelijk bij huis te blijven met het verbod niet de straat op te gaan. Maar zo jong als je was, gingen we toch stiekem af en toe eens kijken of we in de Dorpsstraat nog geen Duitsers zagen, toch verliep die dag bij ons vrij rustig behalve dan geronk van de vliegtuigen. Alhoewel, achteraf bleek dat de Duitsers al hevige gevechten met onze Nederlandse voorposten hadden geleverd in Oosterbeek en Heelsum.
Wij hadden net om 17.00 uur brood gegeten en gingen tegen de waarschuwingen in, toch nog gauw even de straat op om te kijken of er nog niets te zien was van de bewuste Duitsers. Nou, daar kwamen we al gauw achter en ik weet het nu nog! Het was ± 17.20 uur toen daar de eerste SS-ers lopend en met motorfietsen via de Utrechtseweg / Dorpsstraat langs huize "Frisia" en het postkantoor, het dorp Renkum binnen kwamen en al schreeuwend tegen ons van "zu hause", zich een weg baanden de Dorpsstraat in richting Wageningen. We schrokken ons een hoedje en vlogen naar huis met gevolg dat we thuis ook nog op onze duvel kregen en nu verplicht Werden in huis te blijven. Als kind beseften we toen niet hoe gevaarlijk de situatie op dat moment was.
Ondertussen trokken die SS-ers dus door de Dorpsstraat naar de Bokkedijk, maar werden daar wel verrast door een mitrailleursnest van een Nederlandse vooruitgeschoven verdedigingspost, nabij het Wageningse pompstation, onder aan de Wageningse berg, alwaar dhr. Bloemers machinist was en deze SS-ers mooi de weg versperden. Hier werden de heren ook nog op het verkeerde spoor gezet doordat het Wageningse 'Prinsje' (een student van prinselijke afkomst uit
Ned. Indië, die in Wageningen aan de Landbouw Hogeschool studeerde) het bord "Grebbeberg" had geplaatst onder aan diezelfde Wageningse berg! Verdere details weet ik hier niet van, maar volgens dhr. van den Wollenberg van het 'Genealogisch en Historisch genootschap Redichem' moet er in één van de hoge bomen op de Wageningse berg ook nog een Nederlandse uitkijkpost hebben gezeten, die alle waarnemingen doorgaf aan zijn collega's in het Mitrailleursnest en in de stad Wageningen.

Plattegrond : Dorpsstraat/Achterdorpsstraat Renkum mei 1940. Achter de huizen van nummer l en 3 de groentetuin van waaruit kanonnen gevuurd hebben richting Grebbeberg. (Tekening G. van der Schouw).

De nacht van vrijdag op zaterdag 10 mei verliep zeer onrustig, steeds hoorden we Duitse militairen praten, dan dichtbij en dan weer veraf, maar toen het tegen 04.30 uur licht werd, zagen we wat er gaande was. Deze militairen liepen bij ons door de groentetuin en plaatsten via de Schoolweg (nu Don Boscoweg) zware kanonnen (zogenaamde 'dikke Bertha's') bij ons op het aardappelenveld, waarbij de plantjes finaal kapot gereden werden, vlak achter de huizen van de Le Maitreweg. Deze kanonnen hadden een reikwijdte van ± 10 km en ze konden dus met dit zware artillerievuur over Wageningen heen de stellingen onder aan de Grebbeberg bereiken, om zo de oprukkende SS-ers rugdekking te geven, aldus ook geschied is. Vooral toen om ± 07.30 uur het eerste schot afging, dachten we: "De huisjes storten in elkaar". Het was één grote stofwolk in huis en we stikten bijna van dat stof. Vlak daarop volgde weer een schot en even later weer één en nog weer één. Zo volgde de schoten zich achter elkaar op en na verloop van ± 10 minuten kwam er een Duitser binnenlopen en zei dat we maar weg moesten gaan omdat het te gevaarlijk werd voor de burgers.
Dus moesten we evacueren, maar waarheen? Richting Wageningen ging helemaal niet en het werd richting Heelsum; gelukkig kwam Piet Koenders (metselaar) van de
Achterdorpsstraat met z'n vrouw en kinderen Theo, Jan en Bep met een kruiwagen met proviand, zich bij ons aansluiten. Wij, d.w.z. Grootvader Gradus en tante Co van der Schouw; Gerard, Fien en Dolf van der Schouw; tante Marie Wennekes - van der Schouw met haar kinderen Arie, Annie en Cobie (in de reiswieg die door Fien en Gerard van der Schouw, resp. 10 en 11 jaar oud, werd gedragen), met ons fietskarretje met bagage erop ging het dus maar richting Heelsum. Wij liepen tegen de Duitse colonnes in, die hun voertuigen met jonge afgerukte takken van de bomen hadden gecamoufleerd.
Ik herinner mij deze tocht nog als de dag van gisteren, dat we vertrokken via de Dorpsstraat - Utrechtseweg - Coöperatie - Bergzicht Heelsum tot aan de S-bocht. Daar moesten we van de Utrechtseweg af want er kwamen zoveel evacués op de weg dat dit voor de Duitsers te veel oponthoud gaf.

Maar 'de heren' moesten een noodbrug leggen over de Heelsumse beek, die een dag eerder opgeblazen was en wij werden via hotel 'Klein Zwitserland' de Doorwerthse helde opgestuurd. Maar we bleven niet zo lang op die heide en zochten zo gauw mogelijk de bosrand op. Daar aangekomen was het inmiddels 12.00 uur geworden toen Piet Koenders zei: "Nu stoppen we even en eten eerst wat", waarop hij een brood en een groot mes pakte en het brood in sneden verdeelde terwijl de vrouwen voor het beleg zorgden.
Na deze stop zei mijn grootvader tegen Piet Koenders: "Ergens ben ik blij dat (groot)-moeder dit niet meer mee behoeft te maken, de ellende met zo'n ziek persoon was niet te overzien geweest". Het was namelijk pas 7 weken geleden dat ze begraven was. Mijn grootvader kon toen niet bevroeden dat het hem bij de 2e evacuatie in 1944 zelf overkwam en in November op het evacuatieadres zou overlijden.
Deze woorden blijven je altijd bij, maar na de stop trokken we verder met de kruiwagen, fietskar en reiswieg, over het bospad richting Wolfheze. Tot op een gegeven moment het bospad op de Wolfhezerweg uitkwam, ongeveer t.o. de Bilderberglaan. Vandaar uit hadden we gelukkig weer een verharde weg en ging het rechtsaf, weer richting Utrechtseweg want voor de nacht moesten we toch een
rustplaats zien te zoeken.
Wij liepen dus op de Wolfhezerweg en naderden het huis nr. 16, waar de kunstschilder Anton Markus woonde. Deze beste man kwam zijn huis uit en vroeg ons (Piet Koenders was onze woordvoerder) of wij al onderdak bij 'deze of gene' hadden, waarop Piet hoofdschuddend "nee" zei. Toen vroeg Markus met hoeveel personen we waren, waarop Piet antwoordde: "Met z'n veertienen". Markus zei toen: "Kom maar mee, ik heb net voldoende slaapplaatsen, meer kan ik niet herbergen". Hij troonde ons mee naar een grote villa, iets verder van zijn huis en wei op Wolfhezerweg nr.10, alwaar de matrassen voor ons klaar lagen. Hierop konden wij heerlijk tot rust komen, dankzij schilder Markus.

Hier hebben wij de Pinksterdagen van 12 en 13 mei doorgebracht en zijn daar gebleven, tot de capitulatie van het Nederlandse leger was getekend en wij op dinsdag 14 mei weer naar 'Schouwburcht' en villa 'LON" konden terugkeren.
Toen we aankwamen stonden de huisjes er nog, geweldig onder het stof en we konden meteen weer aan de slag om de rommel op te ruimen. De diepe kanonnen sporen in het aardappelveld hebben we laten zitten totdat in het najaar de aardappelen werden gerooid. Wei hebben we nog in angst gezeten over het lot van mijn vader. Oom Lamert Wennekes was n.l. vrijdag 17 mei weer thuis, maar m'n vader bleef weg en er werd al doorgegeven dat hij vermist werd. Gelukkig bleek het een misverstand, maar hij kwam pas op woensdag 22 mei boven water. Hij bleek dus met zijn onderdeel uit de Peel helemaal te zijn teruggetrokken via Brabant naar Vlaanderen in België. Daar werd hij krijgsgevangen gemaakt in St. Niklaas, ± 20 km ten westen van Antwerpen. Daar heeft hij een dag en een nacht op een voetbalveld gezeten. Later moesten ze zich van hun kleren ontdoen, kregen een overal en werden vrijgelaten. Zo heeft hij lopende en liftende de terugreis ondernomen. Bij een boer kreeg hij een jasje en kwam dus op 22 mei weer thuis.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten