dinsdag 16 juli 2013

Van jeugdherinneringen naar pubertijd


Onze jeugd speelde zich hoofdzakelijk af eind jaren’30 en de jaren ’40 die er op volgden. Die tijd met ups en downs, van oorlog en vrede, had voor mijn broer, mijn zus en mijzelf grote gevolgen. Het was onze pubertijd en de wereld veranderde snel. Dat had tot gevolg dat je van de beschutte en beschermde omgeving op je eigen benen moest leren staan. Dat ging niet altijd vanzelf.

Aangezien ik zelf de oudste was van ons drieën, begin ik bij mezelf. 

Vooral door de bezetting werden alle mensen van 16 jaar en ouder, die werkloos waren, te werk gesteld, later zelfs verplicht. Daar ik zelf in 1940 al 12 jaar was bleef ik nog ’n jaar extra op het lager onderwijs, in de 8e klas. Dit was echt de bedoeling, nl. om zo veel mogelijk tijdwinst te boeken. Daarna ging ik in september 1941 naar de Nijverheidsschool te Wageningen. Op de fiets, eerst nog met luchtbanden, later met “cuffer”-banden, via ’t Zwarte Pad (langs ONO) en de Geertjesweg. Dat was een grindweg, dus zwaar trappen. We gingen niet via de Wageningse berg, want daar stonden onder de bomen van “Belmonte” allemaal ingegraven Duitse vrachtwagens geparkeerd en daar werd ook wacht gelopen. Niet voor niets bombardeerden de geallieerden op 17 september 1944 om 12.00 uur de Wageningse berg (evenals de Edese en Arnhemse kazernes), vóórdat om 13.00 uur de luchtlanding begon.

Ik ging dus ook nog 1943 naar school in Wageningen en toen ik zgn. plotseling de “roodvonk” kreeg waardoor ik “moest” blijven zitten en er nog een jaar aan vast knopen. Dit spelletje herhaalde zich toen ik vlak voor mijn examen in mei ’44 difterie kreeg. Ik “kon” mijn diploma niet halen. De school was ’n echte “onderduikersschool”. Ik was immers intussen 16 jaar en zou werkloos worden…

Toen kwam de luchtlanding in september en was het evacueren geblazen van 1 october ‘44 t/m 26 juli 1945. Daarna ben ik onmiddellijk weer naar school gegaan om m’n diploma machine bankwerker te halen in juli 1946. Maar ik heb het “Kamp Amersfoort” en Duitsland toen niet gezien.

Mijn idee was altijd om machinist te worden bij de NS. Maar ik ben na ’t behalen van m’n diploma bij de smederij van Johan Nijhuis aan de Vogelweg 16 in Oosterbeek begonnen. Dat werd m’n eerste werkgever. Verder ben ik via avondstudie verschillende diploma’s gaan behalen tot en met Middelbaar Technisch niveau. Maar ondanks alle narigheid uit de 40-er jaren leerde je wel dat er ook nog andere dingen bestonden als ellende en discipline. Het begon al toen ik naar de Nijverheidsschool ging. Je kwam allemaal bij vreemde jongens in de klas te zitten, die uit diverse plaatsen in de omgeving kwamen. De leerstof werd in verschillende lokalen gegeven, wat natuurlijk was want je had nl. theorie en praktijklokalen. Zelf had ik op een katholieke lagere school gezeten en nu hoorde je van je medeleerlingen die behoorlijk grof in de mond waren, maar er waren er ook die nog heel streng en conservatief waren opgevoed. Maar ik paste mij wel aan en ging mijn eigen weg. Af en toe meedoen, maar wel op een beetje gepaste manier. Bijvoorbeeld, als in de oorlog ‘t luchtalarm afging moesten we allemaal de gang op en was die vol dan kon je ook bijv. in het tekenlokaal onder de tekentafel gaan zitten. Nou wij vonden dat niet zo erg, wan tonder de tekentafels kon je prachtig met elkaar “donderjagen”, balletje rollen, propjes schieten, enz. Op diezelfde school werd er in de bankwerkerij/ smederij in de oorlog ook olie geperst, maar daar kon je ook gijn hebben, nl. een stuk pijp warm maken, één zijde in ’t vuur heet maken en dicht smeden en daarna water in de pijp doen. Aan de open kant een houten prop er vast in. Je pakte een smeedtang en hield de pijp in ’t midden vast waarna je de dichtgesmede zijde dan in ’t smidsvuur hield. Nou die houten
prop wilde er dan wel uit. Levensgevaarlijk! Hier past ik toch voor.

Dat was dus op de school. Daarna kwam ik dus zoals al vernoemd, in 1946 aan ’t werk bij de smederij in Oosterbeek bij Johan Nijhuis (niet te verwarren met z’n broer Aart Nijhuis, die ’n Aluminium Konstructiebedrijf Nijhuis Oosterbeek, AlkoNo, aan de Benedendorpseweg had. Daar was volop werk na al die oorlogsellende, o.a. (muur)ankers smeden voor de bouw, kachels herstellen en haarden plaatsen. Tevens was er ook bij de villa’s schoorsteenvegen bij, maar dan ging je met een collega. Zo ging je ook met z’n tweeën lopend met ’n handkar zuurstofflessen halen bij de KEMA en als er dan toevallig een hondje langs de weg liep werd even de zuurstofkraan open gezet. Achteraf gemene streken.
Smederij Joh. Nijhuis, Vogelweg 16, Oosterbeek, ca 1946. Links het huis van de fam. Nijhuis op nr. 14.
V.l.n.r. Kooyman, J. Verbeek, Th. Siep, Ben Wegh, W. Berendsen.
Na ’n jaar werkervaring ben ik gaan solliciteren en ben via enkele werkgevers op Middelbaar niveau geëindigd. Er waren wel 3 onderbrekingen: oproepen voor militaire dienst in 1949-’51!

De moeilijkste pubertijd lag wel voor mij in 1944-’45. Beknopt weergegeven:

· Augustus 1944: onderduiken

· September 1944: 14 dagen angst in de kelder

· Okt.’44 - Mei’45: evacuatie 35 km lopen met kans opgepakt te worden

· 19 Nov.’44: overlijden van opa van der Schouw. Dat werd een noodbegrafenis met 
weer een kans opgepakt te worden

Dat was beknopt mijn pubertijd.

Mij vrienden waren Henk Janssen (van de smid) uit Renkum. We struinden in de Jufferswaard. Verder Cees Jansen uit Ede. We gingen op de fiets naar Ede- station, treintjes bestuderen. Na de ambachtsschool-tijd ging ik bijna ieder weekend naar Wageningen en met Daan Tiemessen, Adri Barten enz. struinen in de Hoogstraat-Stationsstraat, alwaar ook in de bioscoop “Luxor”of “City” wel ’n gezellig plekje was te vinden. Later gingen we naar dansles en zo af en toe bracht ja dan een van de dames thuis met aan ’t slot van het liedje dat je er één toch de gezelligste vindt. Met haar knoop je verder vriendschap aan en de meeste vrienden deden dat idem en zo eindigde mijn jeugd en pubertijd-periode.

Mijn broer en mijn zus ervoeren het weer op hun eigen manier, hoewel zij wat jonger zijn en een iets gunstiger tijd meekregen in hun puberjaren. Hiermee wil ik niet zeggen dat het hun meer voor de wind ging. Echt niet. Als ik dan zeg dat mijn zus toen zij van de lagere school af kwam in 1942 naar de Huishoudschool mocht, zij vanaf de Achterdorpsstraat naar Kievitsdel liep en daar op de T.O.L. tram stapte om in Arnhem de school te bezoeken. Zij zou in september ’44 ’n vervolgcursus gaan doen na ’t behalen van ‘n diploma in Arnhem, maar ook voor haar onderbrak ’t oorlogsgeweld de verdere opleiding, haar vervolgstudie.

Na de terugkeer in Renkum heeft zij via de zusters van de Meisjesschool de studie voor coupeuse aldaar afgemaakt en vond in Arnhem bij de firma Bunker in de Rijnstraat, op ’t atelier haar werkkring. Haar vriendinnen waren o.a. Truus Staring en Henny Richards. Evenals opa en een tante vond nu ook zij, de kleindochter haar schipper en voer met hem op de Rijn o.a. naar Basel heen en terug.

Mijn broer kreeg ’n wat gunstiger tijd mee, zou oorspronkelijk in september 1944 voor timmerman naar de Nijverheidsschool in Wageningen gaan, maar zoals vermeld: “Luchtlanding” en evacuatie. Dit was ook voor hem stilstand in de studie. Maar in september 1945 kon hij alsnog gewoon naar Wageningen daar de school na wat oorlogsherstellingen weer kon doorstarten. Zij vrienden waren o.a. Bennie Richards en Gerard ten Böhmer.
Daar heeft hij zijn diploma gehaald en ging bij ’t aannemersbedrijf O. Tiemesssen in een oud kerkgebouw in de Heerenstraat te Wageningen aan ’t werk. Ook hij deed vervolg-cursussen en na enkele jaren bij het aannemersbedrijf gewerkt te hebben, ging ook hij solliciteren en kwam bij ’n architectenbureau op Wageningen-Hoog terecht, waar hij heel veel zelfstandig werk o.l.v. de architect mocht doen. 
Veluwepost, 23-12-2009. Het Don Boscohuis, ca 1957 ontworpen door A.N. van der Schouw Jzn.

Zo heeft hij ook via ’n prijsvraag ’t Don Boscohuis ontworpen. Dat is gebouwd op de plek waar t/m september 1944 onze moestuin lag…

Inmiddels leerde hij z’n vrouw kennen, trouwde en solliciteerde weer, ook i.v.m. een woning erbij. Hij verhuisde in 1959 naar Doetinchem, waar hij als opzichter-tekenaar bij ’n architectenbureau eindigde.

7 juni 2013
Gerard van der Schouw Jzn. 

Jeugdherinneringen 1935-1945

Tijdens de maandagavondclub van ’t Genootschap Redichem vertelde ik aan Fien Bos dat ik haar broer Jan altijd waardeerde om zijn “echte Renkumse” verhalen. Zij wees mij er toen op dat het gedichtenboek van Bep Janssen, de zus van ons oud lid Henk Janssen (de smid van de Dorpsstraat), ook zo mooi was!
Nou ik heb dat boek gelezen. Het bevat + 25 gedichten. Het staat in onze bieb en is zeker de moeite waard om dit eens door te lezen. Het is getiteld: “Ik zet een standbeeld op je graf”.  Dit is tevens een ode aan haar moeder.
Nou kende ik de fam. Janssen aardig goed en had aan Henk ook wel een goede vriend. Soms gingen we ook wel eens struinen in de Jufferswaard.
Doordat Fien Bos mij hierop wees, ging er bij mij “een lichtje branden” in verband met de familie Janssen. Die woonde toendertijd dus in de Dorpsstraat en ze hadden een winkel. Daar verkochten ze kachels en haarden. Naast de winkel hadden ze een ingang naar de smederij.
Het was midden in de winter en ’t had flink gesneeuwd, wat gedeeltelijk was gedooid en toen weer bevroren, waardoor er ’n prachtige ijsbaan op de Schoolweg (nu Don Boscoweg) ontstond. Daar deze weg afliep naar de Dorpsstraat was ’t geweldig om sleetje te rijden. Dus haalde ik de slee uit de schuur, liep naar boven door de losse sneeuw en dan bovenaan gekomen op je buik op de slee naar beneden, onderaan bij de dorpsstraat dan Links of Rechts afdraaien, want je mocht natuurlijk niet de Dorpsstraat over. Levensgevaarlijk!
Op ’n gegeven ogenblik had ik zo’n hoge snelheid met de slee dat ik de Dorpsstraat toch overvloog en zo bij Janssen de smederij inging en daar tot stilstand kwam. Dhr. Janssen had mij aan zien komen en zei: “Zo vriend, als je mij komt helpen kan dat maar dan niet op deze manier!” Nou ik met ’n rood hoofd en slee naar huis, want de lol was er af en als ze ’t thuis wisten, was ’t wel helemaal met ’t sleetje rijden gedaan.
De familie Janssen had ’n andere geloofsovertuiging dan bij ons thuis, maar het waren fijne mensen om mee om te gaan.
27 mei 2013,
Gerard van der Schouw


maandag 15 juli 2013

Het levensverhaal van Gerard A.W. van der Schouw, geboren Renkummer en getogen Wageninger!

Ik ben op 31 augustus 1928 geboren op de grens van Wageningen en Renkum op de Bergerhof 9, in de volksmond de 'Mussenberg' genoemd. We keken uit op 't Renkumse Beekdal en de voet van de Wageningse berg, waar de Laan van ONO en gebouwen zijn gevestigd. Op 4-jarige leeftijd verloor ik m'n moeder en ging ik met m'n zus van 3 jaar naar m'n grootouders en tante, alwaar wij daar verder onze jeugd hebben doorgebracht! Toen de lagere (basis) school er in 1941 op zat, ging ik op de fiets met ('curver') noodbanden via ONO, over 't 'zwarte' pad en de Wageningse Engh, naar de Nijverheidsschool (hoek toenmalige Grindweg en Vergersweg). Ik heb daar (tussen de onderduikers) tijdens de oorlogsjaren, evacuatie + 'n extra jaar, m'n diploma gehaald + voorbereidend MTS gedaan. In 1946 ging ik als beginnend machinebankwerker aan de slag, maar wilde machinist worden bij de NS. Na enkele jaren gewerkt te hebben als onderhoudsmonteur, kwam de militaire dienstplicht en daarna solliciteerde ik bij het Instituut voor Land-bouwtechniek en Rationalisatie aan de Mansholtlaan, alwaar ik werd aangenomen.

Ondertussen had ik m’n vrouw (Betsie Driessen, geboren 4-4-1931 te Lobith) leren kennen in de 'Suikerpot' (hoek 1e en 2e Gerdestraat), op de dansles van dhr. Hoksbergen. Aangezien ik nu in Wageningen werk had, ben ik in maart 1952 vanuit Renkum naar Wageningen verhuisd, eerst in de kost en daarna bij m'n schoonouders ingewoond. Er was geen woning te krijgen en na enkele omzwervingen ben ik Wageningen altijd trouw gebleven. Zelfs ben ik toentertijd vanuit Renkum en later vanuit Wageningen af en toe naar 't voetbal op de Wageningse Berg geweest, vooral als 'Vitesse' op bezoek kwam. Ik ging echter toch meer voor de natuur, zoals het Bergpad, Belmonte, de pont en de Uiterwaarden.

Nadat wij in 1954 in Wageningen trouwden hebben we na vele moeilijke jaren in 1968 een dochter en in 1971 zowaar ook nog een zoon gekregen, die beiden hier in het Wagenings Ziekenhuis zijn geboren op de Otto van Gelreweg (de Hucht). In 1970 solliciteerde ik naar een baan bij de gemeente Wageningen, vanwaaruit ik met vervroegd pensioen ben gegaan. Ondanks wat minder geld zijn mijn kinderen ons inziens toch goed terecht gekomen. Mijn dochter woont ook hier in Wageningen, is gehuwd en heeft een zoon van 15 jaar. Mijn zoon heeft een administratiekantoor en woont in Heelsum. Het frappante is dat mijn familie, vanaf m'n overgrootvader tot aan m'n kinderen, gehecht is aan Wageningen en Renkum.

Enkele bijzondere gebeurtenissen:
> In 1988 werd er door de 'Vadanotten' via de Wageningse Winkeliers een prijsvraag uitgeschreven voor een carnavalsnaam voor Wageningen. En wie werd de winnares? M'n dochter, zij had gewonnen met de naam  'Jolleberg'. Deze naam wordt nog steeds gebruikt.
> Op 26 maart 1943 woonde ik aan de Achterdorpsstraat 3 te Renkum en om ongeveer 21.30 uur 's avonds hoorde ik een enorm lawaai en ging direct naar buiten, niet wetende wat er laag over kwam. Ik zag daar 'n motor zonder uitlaat en deze had een vlammende staart. Een angstig gevoel bekroop mij: 'direct valt hij neer'. Maar het geluid werd minder. 'N tiental seconden later 'n geweldige klap en toen werd alles stil. Het projectiel kwam uit 'oostelijke' richting[1] en verplaatste zich volgens het geluid naar 't 'westen'. Ik was destijds 15 jaar en fietste iedere morgen naar de 'Nijverheidsschool' in Wageningen waar het wemelde van de
Duitse militairen. Op school aangekomen hoorde ik van de Wageningse jongens, dat er een bom of V1 op 't Rode Dorp was neergekomen.
> Op 17 september 1944 om 12 uur maakte ik 't bombardement op 'Belmonte' (ofwel 'sahara')[2] mee, waarna ongeveer om 13 uur de luchtlanding begon, wat wel tot 17 uur duurde! De Duitse SS-ers kwamen vanuit het Noorden en Oosten om de Engelse brigades te verdrijven. Deze strijd duurde ongeveer 10 dagen, waarna een Rijncorridor werd gevormd van Arnhem t/m het Amsterdamrijnkanaal. De bevolking van o.a. Renkum en Wageningen was toen allemaal vanaf 1oktober '44 tot 5 mei '45 geëvacueerd. Na de terugkeer vonden we veel beschadigde en vernielde huizen en gebouwen terug en kon de wederopbouw beginnen. Zodoende heb ik pas in 1946 m'n diploma kunnen behalen!
> Toen ik in Wageningen vast werk had, heb ik via diverse instanties vanaf juli 1981 vele pogingen ondernomen om voor Wageningen weer 'n eigen rechtstreeks railstation te realiseren. Een kwestie van 3x ongeveer 6 km en Wageningen had rechtstreeks verbinding met Nijmegen, Utrecht en Schiphol, i.v.m. de internationale contacten met het buitenland. Helaas, het zal altijd wel in Ede-Wageningen bij overstappen blijven, maar 'Wageninger' blijf ik!
Wageningen, do 21 maart, 2013.

de Veluwepost • vrijdag 22 maart 2013 • 15

'V1 op Wageningen was een oorlogsmisdaad'

De burgemeester had geen tijd en ook een wethouder kon zijn agenda niet vrijmaken.

Door Martin Brink

WAGENINGEN – Museumvertegenwoordiger Jan Fogtelo was wél in staat om het eerste boek 'Met vuurstaart en ratelend geluid' aan te nemen. Dat gebeurde woensdagmiddag in centrum Het Schip van Blauw.
Auteur Wim Bosman beschrijft in zijn boek de hypothese dat de inslag op het Roode Dorp op 26 maart 1943 een regelrechte oorlogsmisdaad was. Vanaf 2005 is hij bezig met onderzoek er naar.

Weerslag
Het boek is de weerslag van al die gesprekken en archiefbezoeken. Een onderzoeksverslag met een duidelijk eigen mening. Geen wetenschappelijk werk, wel een makkelijk leesbaar geheel met aannames. Ook nu is het een studie zonder trefwoordenregister. Dat had het zoeken voor geïnteresseerden en toekomstige onderzoekers zeker wat makkelijker gemaakt.
Wel of geen V1 op het Roode Dorp? Dat is al vele jaren de discussie. Niemand kan er een duidelijk antwoord op geven en zolang er geen overtuigend bewijs is (een bomscherf bijvoorbeeld), zal het altijd bij aannames blijven. Dat wordt overigens ook in het boek gesteld.
Een eerdere aanname van een verloren vliegtuigbom wordt door Bosman terzijde geschoven. Fogtelo had nog een goed idee. Volgens hem kan het niet zo zijn dat alles is opgeruimd. "In mijn huis zitten nog granaatscherven van beschietingen vanuit de Betuwe. Zouden in de woningen aan de Julianastraat, Dijkgraafseweg of Vanenburgstraat nog iets te vinden zijn?" Wim Bosman is ervan overtuigd dat het een proef-V1 is geweest die bewust op Wageningen is afgevuurd.
Datzelfde lot trof Blerick op 20 december 1942. Ook daar waren de omstandigheden identiek. Ook daar waren de Duitsers er direct bij en werd het gebied afgezet. Dat een V1 vorig jaar nog in een andere studie sterk werd betwijfeld, probeert Bosman op zijn manier te weerleggen. Hij laat vele getuigen uit Wageningen en Renkum aan het woord. (Die hoorden tijdens de tweede evacuatie vaak hetzelfde geluid (van een Vl) als op die bewuste avond: iets dat enorm lawaai gaf en een vuurstaart achter zich aan voerde.
WAGENINGEN - In zijn publicatie over de inslag op het Roode Dorp legt Wim Bosman uitvoerig uit hoe de V1 tot stand is gekomen. Eind 1942 lag het project wegens allerlei aanloopproblemen bijna stil en moest de fabriek snel handelen om het succes uit te proberen. Er was een bewijs van inzetbaarheid en doelmatigheid nodig.
Het Limburgse Blerick en het Gelderse Wageningen werden daarvan de dupe. En dus komt Bosman tot de conclusie dat het richten en afvuren van een Vl op deze plaatsen met de dood van respectievelijk 17 en 27 personen tot gevolg, achteraf moet worden aangemerkt als een oorlogsmisdaad. Het 92 pagina's tellende boek, in eigen beheer uitgegeven, is verkrijgbaar voor 12,50 euro bij onder meer boekhandel Kniphorst en bij Museum De Casteelse Poort





[1] Die V1 (raket weten we nu) kwam uit “oostelijke richting, via de Noordberg om ca 21.15 u. over ’t dorp Renkum en ging over O.N.O. richting Wageningen (zie ook de Veluwepost van 22-03-2013, hieronder weergegeven).
[2] Op datzelfde tijdstip warden ook kazernes in Ede en de Willemskazernes in Arnhem gebombardeerd.